tekst-verhaal

Een bad kaviaar

Trasimeno meer, Italië,

Deze ochtend is de branding van het meer bedekt met dode fruitvliegjes. Ik sta erin, klaar voor mijn ochtendduik en voel de dooie beestjes kriebelen tussen mijn tenen. Aaneengekoekt tot een grijze brij, lijken ze het schuim op de golven van dit groene meer te vormen. De strook is ruim twee meter breed. Het is onmogelijk het meer te betreden zonder door de dieren te moeten waden. Kabbelend klotst het water tegen mijn schenen, insecten blijven in het haar op mijn benen hangen. Het voelt alsof ik in een bad met kaviaar sta. Een bad kaviaar: mijn nieuwe metafoor voor een lugubere massamoord die wordt gepleegd ten gunste van een hoger doel.

      Ik herinner mij de campingmedewerker die gistermiddag opgetogen, met een giftank gekoppeld aan een slang, naar een boom naast het meer trok. Daar aangekomen hees hij de twee tanks op zijn rug, controleerde of alles werkte en hulde vervolgens de hele boom in een duistere wolk. Vooral zijn gezichtsuitdrukking herinner ik mij nog goed. Driftig bewoog hij het non-stop gal uitbrakende mondstuk heen en weer, gebrand om geen enkel slachtoffer te laten ontkomen.

Driftig bewoog hij het non-stop gal uitbrakende mondstuk heen en weer, gebrand om geen enkel slachtoffer te laten ontkomen.

       Ik kijk op naar de boom aan het uiteinde van de baai. Hij is kaal. De vliegen moeten tegelijk met de bladeren zijn verschrompeld en gevallen. Een hoopje bladeren op de grond, alle vliegen in het meer. De campinggasten die met hun caravan onder deze boom aan de rand van het meer staan, moeten gisteravond zijn gaan klagen bij de campingeigenaar over hun ongerief en zijn nu vast blij van dit ongedierte verlost te zijn.

      Ik probeer te duiden wat er van het gezicht van de verdelger afstraalde tijdens zijn werkzaamheden. Het was geen vastbeslotenheid, geen verbetenheid, geen afschuw. Het was het best te omschrijven als verrukking. Hij was een dienaar in dienst van de grote toerist en bewaakte een comfortabele ambiance waarbinnen de buitenlander ongeremd kon genieten. Tijdens de zomervakantie moest daar alles voor wijken.

      Ik vorm met mijn handen een kommetje, kniel en schep een aantal vliegen uit het water. Mijn handen zijn nog nauwelijks te zien door het zwart van de doden. Plotseling hoor ik gespetter naast mij. Een peuter zit op zijn knieën in het water en doet mij na. Hij brengt zijn kleine handen, die hij snel gevuld heeft, naar zijn mond en eet van de vliegen. Met zwart bespikkelde tanden grijnst hij naar mij.

      Ik besluit om morgen verder te reizen naar de volgende Italiaanse camping.